-
1 lachen
2 [bespotten, schertsen] laugh at3 [(leed)vermaak hebben] laugh about/at♦voorbeelden:hij kon zijn lachen niet houden • he couldn't help laughing〈 figuurlijk〉 als hij dat merkt dan kunnen we nog lachen • if he notices, then we're in troublelaat me niet lachen • don't make me laughik zie niet in wat er te lachen valt • I don't see what's so funnyhet lachen zal hem wel vergaan • he won't laugh (for) longfijntjes lachen • smile quietlyschaterend/luidkeels lachen • roar with laughteriemand aan het lachen maken • make someone laughin zichzelf lachen • laugh to oneselfom/over iets lachen • laugh about/attegen iemand lachen • laugh at someonezich bescheuren van het lachen • split one's sides laughingdubbel/krom liggen van het lachen • be doubled over with laughterlachen is gezond • laughter is the best medicine2 daar lacht hij om • he just laughs at that, he doesn't take that seriouslydaar kun je nu wel om lachen, maar … • it's all very well/all fine and well to laugh, but …II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door lachen in een toestand komen] laugh♦voorbeelden: -
2 gezicht
1 [het zien] sight2 [(object van) gewaarwording] sight3 [gelaat] face5 [uiterlijk] face6 [gezichtsvermogen] (eye)sight♦voorbeelden:het gezicht in de plooi houden • keep a straight facevoor het gezicht een kleedje over iets leggen • put a cloth over something for appearance's sakedat is geen gezicht! • that is hideousergens zijn gezicht laten zien • show one's face, put in an appearancede zon schijnt mij in het gezicht • the sun is shining in my face/eyesiets in iemands gezicht zeggen, iemand iets (recht) in zijn gezicht zeggen • say something (straight) to someone's faceiemand in zijn gezicht uitlachen • laugh in someone's face't was alsof ik een klap in 't gezicht kreeg • it was like being hit in the faceiemand op zijn gezicht geven/slaan • punch/slap someone's faceiemand van gezicht kennen • know someone by sight4 hij zette een lang/zuur gezicht • he pulled a long face/he grimacedeen stalen gezicht • a stony facemet een verwaand gezicht • with a conceited airzijn gezicht betrok • his face clouded over/felleen gezicht zetten alsof • look as ifik zag aan zijn gezicht dat • I could tell by (the look on) his face thateen eigen gezicht hebben • have its own special charactereen gezicht op Londen • a view of Londonuit het gezicht verdwijnen • disappear from sightzijn gezicht verliezen • lose face -
3 uitlachen
♦voorbeelden: -
4 iemand in zijn gezicht uitlachen
iemand in zijn gezicht uitlachenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in zijn gezicht uitlachen
-
5 tegen iemand lachen
tegen iemand lachenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tegen iemand lachen
-
6 brengen
2 [begeleiden naar] take♦voorbeelden:mensen (weer) bij elkaar brengen • bring/get people (back) togethernaar huis brengen • take homeeen kind naar bed brengen • put a child to bed3 iemand dank/hulde brengen • give someone thanks, pay someone tributeeen lied brengen • perform a songin deze aflevering brengen wij drie reportages • in this week's/today's 〈enz.〉programme we have/present three reportswat zal de tijd ons brengen? • what will the future bring (us)?brengen zij dit jaar weer een toneelstuk? • will they be doing another play this year?te berde brengen • bring up, raiseeen zaak voor het gerecht brengen • take a matter to courtzich(zelf) ertoe brengen om … • bring oneself to …wat bracht je ertoe het niet te doen? • what(ever) stopped you ((from) doing it)?wat bracht je ertoe het te doen? • what(ever) made you do it?iemand aan het twijfelen brengen • raise doubt(s) in someone's mindiets aan de man brengen • sell somethingiemand aan het lachen brengen • make someone laughhet gesprek op een bepaald onderwerp brengen • bring the conversation round to a particular subjecthet gesprek op iets anders brengen • change the subjectwie/wat heeft hem op dat idee gebracht? • who(ever)/what(ever) gave him that idea?het nooit en te nimmer tot iets brengen • never get anywherehet voor elkaar brengen • fix things (up)¶ jawel! morgen brengen • not likely!het ver brengen • go far -
7 hebben
2 [getroffen zijn door] have, be3 [in genoemde omstandigheden verkeren] have, be4 [(gevoelens) koesteren] have ⇒ be5 [beschikken over] have (got)6 [krijgen] have8 [met betrekking tot iets dat gedaan kan/moet worden] have9 [aantreffen] be, have11 [verdragen] stand, take12 [+ aan] [nut ondervinden van] be of use (to)♦voorbeelden:1 heb jij een auto? • have you got a car?ze heeft een boetiekje/reclamebureau • she has a boutique/an advertising agencyiemands hele hebben en houden • all someone's belongingsiets moeten hebben • need somethingiets willen hebben • want somethinghet heeft er veel van dat … • it looks very much as if …iets bij zich hebben • be carrying something, have something with oneiets vrolijks over zich hebben • make a cheerful impression, have a certain cheervan wie heeft hij dat? • who/where has he got that from?veel van iemand/iets hebben • look very much/be very like someone/somethingik heb het niet van mezelf • I haven't thought/dreamt that up myselfwat heb je? • what's the matter/wrong with you?wat heb je toch? • what's come over you?iets aan de voet hebben • have something wrong with one's foot/foot trouble3 ik hoop dat je mooi weer hebt • I hope you'll have good weather/the weather will be finehet koud/warm hebben • be cold/hothoe heb ik het nu met je? • what's up with you?ik wist niet hoe ik het had • I didn't know what to make of ithoe heb je het gehad? • did you have a good time?, how did you get on?hebben jullie wel eens wat met elkaar? • is there anything between you?hij heeft iets tegen mij • he has grudge against mehij heeft er niets op tegen • he has no objectionshoe wilt u het hebben? • how would you like it? 〈 bijvoorbeeld bij bank, met betrekking tot geld〉ze heeft het helemaal • she's really got itik heb al veel plezier gehad van mijn nieuwe p.c. • my new pc has given me a lot of pleasureik heb het • I've got itvan wie heb je dat? • who told/gave you that?ik heb nooit Spaans gehad • I've never learned Spanishik moet nog een tientje van hem hebben • he still owes me ten guilders〈 beledigend〉 wat moet je (van me) hebben? • what do you want (from me)?ik moet er niets van hebben • I want nothing to do with itdat heb je ervan • that's what you getzo, dat hebben we ook weer gehad • well, that's that(het) met iemand te doen hebben • be/feel sorry for someonedagelijks met iemand te doen hebben • see someone every daydaar heb je het al • I told you soje hebt/men heeft ook groene • there are/you get green ones as wellwat zullen we nu hebben • hey, what's this?(kijk eens) wie we daar hebben • look who's here!zo wil ik het hebben • that's how I want itiets (gedaan) willen hebben • want (to see) something donedaar heb ik je • (I've) got you thereik heb hem zover • I've managed to persuade himeen klap van heb ik jou daar • a stunning blow/mighty thump11 hij kan veel/niet veel hebben • he can take a lot, he can't take much〈 ironisch〉 nou, daar heb ik veel aan! • oh, a (fat) lot of good that will do menu weten we tenminste wat we aan elkaar hebben • at least now we know where we standwat heb je aan een mooie auto als je niet kunt rijden? • what's the use of a beautiful car if you can't drive?¶ 〈 sport〉 die had je makkelijk kunnen hebben • that one should have been yours 〈met betrekking tot bal terugslaan/stoppen enz.〉ik moest je net hebben • you're just the person I want/have been looking formoet je net Freek hebben • you can imagine Freek's reaction!iedereen heeft het erover • everybody's talking about ithij had het niet meer • it was all just too much for himwel heb ik ooit! • well, I never!ik heb het niet op hem • I don't like/trust himik zal het er met hem over hebben • I'll talk to him about itik weet niet waar je het over hebt • I don't know what you're talking aboutdaar heb ik het straks nog over • I'll come (back) to that later on/in a momentnu we het daar toch over hebben • now that you mention it …daar wil ik het nu niet over hebben • I won't go into that nowik heb het tegen jou • I'm talking to youiemand als vriend hebben • be friends with someoneII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord] have♦voorbeelden:1 gelachen dat we hebben • did we have a laugh!had ik dat maar geweten • if (only) I had known (that)had dat maar gezegd • if only you'd told me (that)ik heb met hem op school gezeten • I went to school with himhij had gezwommen • he had been swimming -
8 vet
vet1〈 het〉♦voorbeelden:iets in het vet zetten • grease something¶ iemand zijn vet geven • give someone a piece of one's mind, settle someone's hash————————vet26 [goed gevuld] fat7 [dik door veel inkt] bold♦voorbeelden:3 een vette grond • rich soil, fat/rich landhet vette der aarde • the fat of the land5 een vette huid/vet haar • a greasy/an oily skin, greasy/oily hairvette vingers op het papier • greasy fingermarks on the paper7 vette letters • bold/heavy type -
9 grap
♦voorbeelden:1 ergens een grap van maken • make a mockery/joke of somethinggrappen vertellen • tell/crack jokes2 een flauwe grap • a feeble/poor jokeeen grap met iemand uithalen • play a joke on someoneik zie daar de grap niet van in • I don't get it/the jokede grap is eraf • it has got/gone beyond a jokeze kan wel tegen een grap • she can take a jokeze zei het maar voor de grap • she was only jokingvoor de grap • for fun/a laugh -
10 blij
1 [verheugd] glad, happy ⇒ pleased3 [fris, lustig] gay, merry♦voorbeelden:ik ben blij u te zien • I'm glad/pleased to see youdaar ben ik blij om • I'm pleased about it〈 informeel〉 blij toe! • thank heavens!blij zijn met iets • be pleased with somethingblij zijn voor iemand • be happy for someonezo blij als een kind • (as) pleased as PunchII 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉♦voorbeelden:blij lachen • laugh merrily -
11 nerveus
2 [de zenuwen betreffend] nervous♦voorbeelden:nerveus lachen • laugh nervouslyiemand nerveus maken • make someone nervous, get on someone's nervesnerveus zijn • be nervous/tense -
12 rot
rot1I 〈 het〉3 [rij manschappen] file4 [vier tegen elkaar gezette geweren] stack♦voorbeelden:II 〈de〉♦voorbeelden:————————rot2♦voorbeelden:door en door rot, zo rot als een mispel • rotten to the corehet is om je rot te lachen • it's enough to make a cat laughzich rot lachen • split one's sides laughingzich rot vervelen • be bored to tears -
13 hard
3 [moeilijk te verduren, onbetwistbaar] hard6 [onaangenaam met betrekking tot zintuiglijke waarneming] harsh ⇒ 〈 met betrekking tot kleuren ook〉 garish♦voorbeelden:een hard ei • a hard(-boiled) egghet gaat er hard tegen hard • the gloves are offhard leer • stiff leather3 harde bewijzen • firm proof, hard evidenceharde cijfers • hard figuresharde gegevens/feiten • hard/concrete data/factseen harde politiek • a tough policyhet was een harde slag voor haar • it was a heavy/bitter blow for her't zijn harde tijden • these are hard/trying timeseen harde waarheid • a harsh/stern truthzo iets is wel hard/valt hard • that sort of thing is certainly hard/rough't valt me hard het oude huis te verlaten • it's hard for me/it's a great wrench to leave our old housemet een harde stem spreken • speak in a hard voiceeen harde strijd • a hard/tough fightharde wind • strong/stiff windeen harde les • a hard/tough lessonharde maatregelen • harsh measureseen hard oordeel/vonnis • a harsh judgement/severe sentencehard van aard zijn • be hard-heartedhij is hard voor zijn vrouw • he is hard on his wife6 harde klanken/lijnen • harsh sounds/linesharde trekken • harsh featureshard water • hard waterII 〈 bijwoord〉1 [op onzachte wijze, hevig; met inspanning] hard2 [luid] loudly4 [meedogenloos] hard, harshly♦voorbeelden:hard liggen/neerkomen • lie hard, come down hardeen band hard oppompen • pump a tire up hardhard studeren/werken • study/work hardhard vriezen • freeze hardhij ging er nogal hard tegenaan • he went at it rather hardom het hardst roepen • shout at the top of one's voicezijn rust hard nodig hebben • sorely/badly need one's/a restdit onderdeel is hard aan vervanging toe • this part is in urgent need of replacement/badly needs to be replaced2 niet zo hard praten! • keep your voice down!harder spreken! • speak up!zeg dat maar niet te hard • don't speak too soonde tv harder zetten • turn up the TV3 hard achteruitgaan • deteriorate rapidly/fasthard lopen/rijden • walk/drive fastte hard rijden • drive/ride too fast, speed -
14 hartelijk
1 [innig, welgemeend] hearty, warm2 [met betrekking tot personen] warm-/open-hearted ⇒ cordial♦voorbeelden:1 hartelijk dank voor … • many thanks for …met hartelijke groeten • with kind regardshartelijke groeten aan je vrouw • remember me/kind regards to your wifeeen hartelijke ontvangst • a warm reception, a hearty welcomeII 〈 bijwoord〉1 [van harte] heartily, warmly2 [oprecht, gul] heartily♦voorbeelden:hartelijk bedankt voor … • thank you kindly/very much for …hartelijk gefeliciteerd • hearty/sincere congratulations -
15 hatelijk
♦voorbeelden:2 hatelijke opmerkingen maken • make nasty/spiteful remarkshatelijk doen/zijn tegen iemand • be nasty to someonehatelijk lachen • laugh nastily/spitefullyhatelijk worden • turn/get nasty -
16 iemand aan het lachen brengen
iemand aan het lachen brengenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand aan het lachen brengen
-
17 iemand aan het lachen maken
iemand aan het lachen makenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand aan het lachen maken
-
18 smadelijk
2 [verachtelijk] ignominious♦voorbeelden:2 een smadelijke nederlaag • a humiliating/an ignominious defeatsmadelijk lachen • laugh scornfully -
19 traan
I 〈de〉♦voorbeelden:zich tranen lachen • laugh till one criesde tranen sprongen hem in de ogen • his eyes filled with tearseen traan wegpinken • wipe away a tearin tranen uitbarsten • burst into tears, burst out cryingtranen met tuiten huilen • cry buckets, cry one's eyes outtot tranen geroerd • moved to tearsgeen traan om iets laten • not shed a tear about somethingII 〈 de (mannelijk)〉
См. также в других словарях:
laugh at someone — laugh at (someone) to ridicule someone. A lot of kids laughed at me because of the way I dressed, but it never bothered me … New idioms dictionary
laugh in someone's face — To scorn or mock a person openly • • • Main Entry: ↑laugh * * * show open contempt for someone by laughing rudely at them in their presence figurative vandals and muggers who laugh in the face of the law * * * laugh in someone s face : to laugh… … Useful english dictionary
laugh in someone's face — laugh in (someone s) face to show someone that you do not respect them and do not think their ideas are important. He asked them to put out their cigarettes but they just laughed in his face … New idioms dictionary
laugh up your sleeve — If you laugh up your sleeve, you laugh at someone secretly … The small dictionary of idiomes
laugh someone out of court — laugh (something/someone) out of court to refuse to think seriously about an idea, belief or a possibility. At the meeting, her proposal was laughed out of court. (usually passive) Anyone who had made such a ludicrous suggestion would have been… … New idioms dictionary
laugh at — (someone) to ridicule someone. A lot of kids laughed at me because of the way I dressed, but it never bothered me … New idioms dictionary
laugh in face — laugh in (someone s) face to show someone that you do not respect them and do not think their ideas are important. He asked them to put out their cigarettes but they just laughed in his face … New idioms dictionary
laugh something out of court — laugh (something/someone) out of court to refuse to think seriously about an idea, belief or a possibility. At the meeting, her proposal was laughed out of court. (usually passive) Anyone who had made such a ludicrous suggestion would have been… … New idioms dictionary
laugh out of court — laugh (something/someone) out of court to refuse to think seriously about an idea, belief or a possibility. At the meeting, her proposal was laughed out of court. (usually passive) Anyone who had made such a ludicrous suggestion would have been… … New idioms dictionary
laugh — laugh1 [ læf ] verb intransitive *** 1. ) to make the noise with your voice that shows you think something is funny: We talked and laughed late into the night. laugh at: The audience didn t laugh at his jokes. laugh about: They were still… … Usage of the words and phrases in modern English
laugh — I UK [lɑːf] / US [læf] verb [intransitive] Word forms laugh : present tense I/you/we/they laugh he/she/it laughs present participle laughing past tense laughed past participle laughed *** Other ways of saying laugh: giggle to laugh in a nervous… … English dictionary